Maandag 3 april jl. heeft de Minister van SZW een brief aan de Tweede Kamer gepubliceerd over de voortgang uitwerking arbeidsmarktpakket. In deze brief wordt een grondige hervorming van de arbeidsmarkt aangekondigd.
In de brief wordt door de Minister het belang van werk aangegeven, zowel voor een individu als de maatschappij in zijn geheel. In een vorige brief van het kabinet kwam naar voren dat onze arbeidsmarkt niet meer automatisch leidt tot gewenste resultaten. De huidige regels rond werk kunnen ervoor zorgen dat bedrijven onvoldoende wendbaar zijn én dat sommige mensen onvoldoende werk- en inkomenszekerheid hebben.
Volgens de brief zal er nu op ingezet worden dat mensen in flexibele contracten meer zekerheid krijgen over hun inkomen en hun rooster en dat schijnzelfstandigheid wordt teruggedrongen. Tegelijk is het idee om ondernemingen te helpen om wendbaarder te zijn.
In het kort wordt hieronder aangegeven welke maatregelen de minister voornemens is om in te voeren, welk pakket uit zes hoofdlijnen bestaat:
- Keuze arbeidsrelatie op basis van de aard en inrichting van het werk;
- Meer zekerheid voor werkenden;
- Einde re-integratieverplichtingen eerste spoor na één jaar;
- Crisis WW;
- Verduidelijking regelgeving rondom de beoordeling van arbeidsrelaties;
- Altijd uitzicht op nieuw werk.
De verwachting is dat de bij de geschetste maatregelen bijbehorende wetsvoorstellen volgend voorjaar naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd.
Ad 1) Keuze arbeidsrelatie op basis van de aard en inrichting van het werk.
Het kabinet zet in op het gelijker maken van het speelveld tussen werknemers en zelfstandigen en op minder verschillen in behandeling tussen werknemers met een vaste (duurzame) arbeidsrelatie en werknemers met een flexibel contract.
Ad 2) Het plan is om voor meer zekerheid te zorgen voor werkenden. Dit wordt onderverdeeld in een aantal punten, onder andere de navolgende:
a) verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
b) hogere mate van inkomens- en roosterzekerheid voor werkenden met een oproepcontract.
Oproepcontracten, zoals nuluren- en de huidige min- /maxcontracten, zullen worden afgeschaft. In plaats daarvan komt er een basiscontract. Werknemers zullen dan een basiscontract krijgen, waarin een minimaal aantal uren zijn opgenomen waarop zij zullen worden ingezet. Als gevolg daarvan hebben zij zekerheid over hun minimale inkomen in een bepaalde periode. Werknemers met een basiscontract zullen wel een aantal uren boven het aantal minimale uren beschikbaar moeten blijven voor de werkgever. De bandbreedte zal met een hard percentage (130 procent van het minimaal aantal uren) worden vastgesteld. Om werknemers meer roosterzekerheid te bieden, krijgt de werknemer daarbij het recht om buiten deze vooraf bepaalde en vastgelegde beschikbare uren de oproep te weigeren. Het basiscontract geeft werkgevers flexibiliteit, terwijl werknemers, naast de zekerheid over het minimaal aantal uren ook meer duidelijkheid krijgen over wanneer ze wel en niet ingeroosterd kunnen worden. Werknemers hebben hierdoor de mogelijkheid concrete afspraken te maken over een tweede baan, wat bij kan dragen aan economische zelfstandigheid.
c) werkenden via een uitzendbureau zullen sneller, na 52 weken, een contract met meer zekerheid krijgen.
d) vervangen van de termijn van zes maanden ketenonderbreking door administratieve vervaltermijn. De huidige onderbrekingstermijn die geldt voor ketens van tijdelijke arbeidsovereenkomsten komt te vervallen. Er komt een administratieve vervaltermijn van vijf jaar. Dit betekent dat als er tussen twee arbeidsovereenkomsten met dezelfde werkgever een periode van vijf jaar of langer zit, de keten van tijdelijke arbeidsovereenkomsten die een werknemer bij die werkgever mag aangaan opnieuw begint.
e) wendbaarheid binnen vast contract. In de premiedifferentiatie WW is voor arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd geregeld dat overwerk tot en met 30 procent van de overeengekomen arbeidsduur mogelijk is onder de lage WW-premie. Indien er gemiddeld over het jaar meer dan 30% wordt overgewerkt, is de werkgever met terugwerkende kracht de hoge WW-premie verschuldigd. Op deze hoofdregel is een uitzondering opgenomen voor arbeidsovereenkomsten op fulltime basis. Op arbeidsovereenkomsten met een gemiddelde arbeidsomvang van minimaal 35 uur per week is de zogenaamde 30% herzieningssituatie namelijk niet van toepassing. Om voor werkgevers de wendbaarheid binnen arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te vergroten, zal voor arbeidsovereenkomsten met een bijna voltijds arbeidsomvang de grens worden aangepast naar meer dan 30 uur per week. Werknemers behouden ondanks de verlaging nog relatief veel inkomenszekerheid.
Ad 3) Eerder duidelijkheid over de re-integratieverplichtingen van kleine en middelgrote werkgevers
Volgens de brief zijn kleinere ondernemingen de ruggengraat van de Nederlandse economie. Zij zorgen voor innovatie, werkgelegenheid en verdienvermogen. Het is van groot belang dat ondernemers die – vaak – voor eigen rekening en risico werken de ruimte houden en krijgen om te ondernemen. Het kabinet wil kleine ondernemers hierbij dan ook ondersteunen en ondernemerschap stimuleren. Vooral kleine en middelgrote ondernemingen zijn minder wendbaar als één van de werknemers onverhoopt langdurig ziek wordt. Deze werkgevers kunnen nu lang in onzekerheid blijven of en wanneer een zieke werknemer nog terugkeert, waardoor het lastig is een vervanger in (vaste) dienst te nemen. Het kabinet neemt een maatregel om werkgevers eerder duidelijkheid te geven over de re-integratie van langdurig zieke werknemers, waarbij de re-integratie zich in het tweede jaar -in lijn met het SER-advies- in principe richt op het tweede spoor (bij een andere werkgever). Daarbij wordt de instroom in de WIA zoveel mogelijk beperkt.
Ad 4) Crisis WW
Het vierde punt in de hoofdlijnen gaat over de crisis WW. Het kabinet is van mening dat ondernemingen in tijden van crisis snel moeten kunnen schakelen. Daarom houden veel bedrijven op dit moment een flexibele schil aan. Het kabinet wil de mensen die werken in die flexibele schil meer zekerheid bieden en er tegelijkertijd voor zorgen dat bedrijven hun wendbaarheid vergroten. Daarom komt er een Crisisregeling Personeelsbehoud (CP) (voorheen: deeltijd-WW). Werkgevers kunnen hier aanspraak op maken als zij ten minste 20% minder werk hebben over de gehele onderneming. Werkgevers krijgen daarbij de mogelijkheid om werknemers tijdelijk in een andere functie of op een andere locatie te laten werken of om werknemers tijdelijk minder te laten werken. Voor de uren dat er minder gewerkt wordt, kan gebruik gemaakt worden van een tegemoetkoming.
Ad 5) Het kabinet wil de regelgeving rondom de beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken.
De minister geeft in de brief aan dat de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit het Burgerlijk Wetboek verder wordt ingekleurd aan de hand van jurisprudentie, bijvoorbeeld het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad. Ter structurering van de open norm ‘werken in dienst van’ worden drie hoofdelementen benoemd: materiële ondergeschiktheid (toezicht, instructies etc.), de organisatorische inbedding van het werk, en – als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst – zelfstandig ondernemerschap binnen de betreffende arbeidsrelatie. Daarnaast werkt het kabinet aan een zogenaamd ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’, gekoppeld aan een uurtarief. De tariefgrens hiervan wordt nog nader bepaald (mogelijk tarief tussen de €30 en €35). Daarmee wordt de positie van werkenden met een zwakkere onderhandelingspositie versterkt. Zij zullen dan gemakkelijker hun rechten (op basis van een arbeidsovereenkomst) kunnen opeisen.
Ad 6) Altijd uitzicht op nieuw werk.
Het kabinet wil aan mensen die geen werk hebben of van baan moeten veranderen, zoveel mogelijk perspectief geven op nieuw werk. Dat vergroot de zekerheid van werknemers én de wendbaarheid van bedrijven. Het kabinet hanteert hierbij twee pijlers: het stimuleren van leven lang ontwikkelen (LLO) en meer mensen naar werk begeleiden.
Het kabinet geeft aan zich ervan bewust te zijn dat het realiseren van vorenstaande hoofdlijnen gepaard kan gaan met mogelijke bijwerkingen. De zes hoofdlijnen zoals aangegeven en de bijbehorende geschetste maatregelen leiden uiteraard tot begrotingseffecten en vragen veel van de uitvoering. Daarnaast geeft de minister aan dat de maatregelen kunnen leiden tot een verhoging van de (administratieve) lasten voor bedrijven, burgers en zelfstandigen en tot een mogelijke afname van het aantal werkenden, doordat arbeidsvoorwaarden worden verbeterd en daarmee de arbeidskosten mogelijk worden verhoogd. Of en in hoeverre bovenstaande effecten zullen optreden valt op voorhand niet te zeggen. De minister geeft uiteraard aan hier in de verdere uitwerking oog voor te blijven houden en mogelijke ongewenste bijwerkingen zullen zo veel mogelijk worden tegengegaan. Daarbij is de minister van oordeel dat de positieve gevolgen van het maatregelpakket – meer zekerheid voor werknemers en meer wendbaarheid voor werkgevers – meer dan opwegen tegen mogelijke bijwerkingen.
Meer informatie of advies?
Wil je meer informatie hierover, neem dan contact op met Laura Wevers, arbeidsrecht juriste, telefoonnummer 088-0124747 of stuur Laura een e-mail.